Kleurringen zijn belangrijk voor het volgen van overleving en verplaatsingen van steltlopers en andere vogelsoorten. Ringslijtage en -verlies kunnen daarbij een probleem zijn, vooral bij onderzoek aan langlevende vogelsoorten. Aan de hand van gegevens van citizen science analyseerden we de kansen op slijtage en ringverlies om de effecten voor overlevingsberekeningen te begrijpen.
Ons onderzoek was gericht op in Nederland broedende Scholeksters: op meer dan 30 verschillende locaties zijn Scholeksters gekleurringd in de afgelopen jaren. Onze analyse omvatte meer dan 7000 gekleurringde Scholeksters (Tabel 1). Veel Scholeksters waren meer dan 10 jaar geleden geringd (Tabel 1). Waarnemingen van gekleurringde Scholekster werden gerapporteerd aan Wadertrack .
Tabel 1 - Samenvatting van de ringgegevens van de Scholekster in verschillende gebieden van Nederland. "Geringd" = Scholeksters met kleurringen tijdens de huidige onderzoeksperiode terwijl "Pre2008" vóór 2008 waren geringd en tijdens de huidige onderzoeksperiode werden waargenomen. We hebben geen Scholeksters opgenomen die vóór 2008 waren geringd en die tussen 2008 en 2017 niet werden waargenomen, omdat we niet zeker konden zijn van de toestand van het individu (levend / dood, verloren of versleten ring). "Waargenomen" = percentage van individuen dat waargenomen is, "Verloren" en "Versleten" = het percentage individuen dat met verloren of versleten ringen is gemeld.
Gebied
Geringd
Pre2008
Waargenomen
Verloren
Versleten
Delta
1855
0
88.4%
9.9%
4.7%
Wadden Sea
2891
1840
86.2%
3.2%
5.1%
Inland
2323
0
75.4%
1.5%
1.3%
Totaal
7069
1840
83.8%
4.2%
4.0%
De kans op ringslijtage was hoger dan de kans op ringverlies en rode ringen leken het snelst te slijten (Afbeelding 1a). In de eerste paar jaar na het ringen was er weinig slijtage en verlies, maar dit versnelde, vooral na 10 jaar. Deze resultaten hebben dus vooral gevolgen voor langlopende onderzoeksprojecten.
Afbeelding 1 – Ring slijtage (a) en ring verlies (b) voor verschillende kleurringen, en het aantal ringen bij kleur en ring leeftijd (c).
We hebben significante regionale verschillen gevonden. Het verlies van kleurringen in het Deltagebied was veel hoger dan in de Waddenzee (Tabel 1), terwijl binnenland-Scholeksters de kleinste kans op ringverlies hadden (Tabel 1). Scholeksters in het Deltagebied foerageren regelmatig op de talrijke oesterbanken, waar de kans op ringslijtage hoog is. Scholeksters in de Waddenzee foerageren ook wel op oesterbanken, maar veel vaker zoeken ze naar kokkels en andere schelpdieren op wadplaten, waar de kleurringen minder slijten. Onze resultaten kunnen belangrijke gevolgen hebben voor grootschalige studies en onderzoeksprojecten aan andere gekleurringde soorten.
We weten ook dat burgerwetenschappers toegewijde ringlezers zijn, die individuele vogels vaak zelfs na het verlies van één van de ringen kunnen herkennen op basis van de locatie of door het aflezen van de metalen ring met een uniek nummer van het vogeltrekstation. We hebben verschillende scenario's van ringverlies gesimuleerd om het effect op overlevingsberekeningen te begrijpen (Tabel 2). Uit de berekeningen blijkt dat het waarschijnlijker is dat de waarneemkans (inclusief de identificatie en melding) wordt beïnvloed dan de overlevingskans (Tabel 2).
Tabel 2 - Resultaten van een simulatie over overlevingsberekeningen voor 1000 Scholeksters over een periode van tien jaar onder vier scenario's van ringverlies. De jaarlijkse overlevingskans was 0,90, de waarnemingskans was 0,70 en de jaarlijkse kans op ringverlies voor levende vogels was 0,025. De cijfers tussen haakjes geven de betrouwbaarheidsgrenzen van 95% aan en SE is de standaardfout. De vier scenario’s waren:
1) Business as usual: Ringverlies heeft geen effect,
2) Volledig verlies: vogels met verloren ringen worden nooit waargenomen,
3) Gedeeltelijke waarneemkans 1: vogels met een verloren ring waren herkenbaar in 50% van waarnemingen,
4) Gedeeltelijke waarneemkans 2: slecht 50% van de vogels die een ring hadden verloren waren herkenbaar, de andere 50% waren defintief niet meer herkenbaar
Scenario
Overleving
SE
Waarneemkans
SE
Business as usual
0.899 (0.891–0.908)
0.004
0.692 (0.679–0.706)
0.007
Volledig verlies
0.877 (0.867–0.886)
0.005
0.693 (0.679–0.708)
0.007
Gedeeltelijke WK 1
0.897 (0.889–0.905)
0.004
0.663 (0.649–0.677)
0.007
Gedeeltelijke WK 2
0.888 (0.879–0.896)
0.004
0.692 (0.678–0.706)
0.007
Het inschatten van de mate van slijtage van kleurringen blijkt behoorlijk subjectief en meningen kunnen variëren (Afbeelding 2). We hebben daarom burgerwetenschappers gevraagd om de mate van slijtage in gefotografeerde Scholekster te classificeren tijdens een quiz. De antwoorden varieerden aanzienlijk en er werd geen consensus bereikt over de mate van ringslijtage (Afbeelding 2). Duidelijke instructies en training zijn dan ook nodig.
Afbeelding 2 - Resultaten van de slijtage-enquête waarin het percentage deelnemers wordt weergegeven dat een van de vier codes voor ringslijtage heeft gekozen en de resultaten worden voor elke vraag weergegeven.
We hebben een tabel met aanbevelingen voor onderzoek met kleurringen samengesteld om lopende en toekomstige onderzoeken te helpen. Die aanbevelingen zijn gebaseerd op de problemen waarmee we werden geconfronteerd bij het bewerken van de gegevens, en op de bevindingen van onze analyses. De aanbevelingen hebben we opgedeeld in drie gebieden (Montage van de ringen, verzamelen van gegevens en het berekenen van overleving):
A) Ring Montage 1) Gebruik geen kleurringen met scheuren en/of vervormingen
2) Denk goed na over de beste plaats voor de kleurringen - tarsusringen kunnen snel slijten op oesterbanken, maar tibia-ringen kunnen bedekt zijn met veren
3) Vermeld altijd de conditie van elke ring bij hervangsten
4) Rapporteer altijd wanneer ringen worden vervangen en de reden voor die vervanging
5) Standaardiseer het hervangst-protocol: moeten alleen de versleten en/of verloren ring(en) vervangen, of moet in zo’n geval een nieuwe ringcombinatie worden aangelegd?
6) Vervang proactief ringen als ringslijtage beginnen te verschijnen
7) Controleer de verschillen in slijtagesnelheid van ringkleuren en vermijd het gebruik van kleuren die snel slijten
8) Vermijd kleurcoderingsschema's waarbij individuen met een verloren of verplaatste ring mogelijk verkeerd worden geclassificeerd als een andere individu
B) Gegevens-verzameling en studieontwerp 1) Geef burgerwetenschappers training over het melden van vogels met versleten of verloren ringen
2) Verschaf verschillende voorbeelden van verschillen tussen kleurringen in goede staat of met lichte of zware slijtage, zoals ingebouwde voorbeelden van ringslijtage op een app of website die verschijnt wanneer een versleten ring wordt gemeld
3) Creëer een verplicht gegevensveld in een online portal, dat automatisch leeg is en daarom vereist dat de waarnemer selecteert of een ring in goede staat verkeert, versleten of verloren is
4) Meld altijd versleten / verloren ringen, zelfs wanneer de code niet identificeerbaar is
5) Maak een extra gegevensveld om te noteren aan welke poot de versleten / ontbrekende kleurenring mist, of breid punt 3) hierboven uit om een verplicht veld voor elke ring te creëren.
6) Maak een extra veld om te rapporteren hoe het individu werd geïdentificeerd (bijv. plaatstrouw, aflezing nummers op metalen ring van het vogeltrekstation, morfologie)
7) Maak gebruik van verschillende typen merkers, bijvoorbeeld vlaggen en ringen, om voor elk type merker afzonderlijk de waarneemkans te kunnen schatten en zo tot een veel preciezere schatting van verliessnelheid van elk type merker te kunnen komen
8) Noteer hoe ringbatches werden vervaardigd, met name het gebruikte materiaal, de ringdikte en de graveerdiepte
C) Overlevings-berekeningen 1) Citizen science waarnemingen kunnen leiden tot nauwkeuriger schattingen van ringslijtage en -verlies
2) Bepaal of het gedrag van waarnemers en meldingen van versleten en/of verloren ringen invloed op waarnemingskansen of overlevingsschattingen hebben
3) Overweeg hoe habitat-specifieke patronen van slijtage / verlies van invloed kunnen zijn op multi-state modellen, met name op regio-specifieke schattingen van overleving en migratie
4) Overweeg een state toe te voegen waar individuen ‘heen’ gaan als ze ringen verliezen
Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de hulp van de vele ‘citizen science‘ vogelringers en –waarnemers, en de samenwerking binnen het onderzoeksproject CHIRP. Alle ringers en waarnemers worden vermeld in de bijlage van het artikel.