Het CHIRP-project wil de relatieve en cumulatieve menselijke invloeden op Scholeksters (Haematopus ostralegus) begrijpen, om na te gaan hoe de dramatische achteruitgang van deze soort in Nederland het beste gestopt kan woden. Nu al is duidelijk dat de populatie trends in Nederland niet overal hetzelfde zijn. Sommige populaties nemen sneller af dan andere populaties en we zien meer scholeksters in stedelijke gebieden. Het eerste wetenschappelijke artikel over het onderzoek is onlangs gepubliceerd in het tijdschrift Auk. In dat artikel hebben we de migratie en seizoensoverleving van Scholeksters in Nederland onderzocht.
Figuur 1 – Ons onderzoek staat deze maand op de cover van het tijdschrift Auk. Op de foto staat een gekleurringde scholekster die probeert te copuleren. Foto in maart 2018 gemaakt door Koos Dansen bij Arnhem.
Trekwegen beschrijven het verband tussen broedgebieden en overwinteringsgebieden. Het volgen van vogels tijdens de trek tussen broedgebieden en overwinteringsgebieden, noodzakelijk om seizoensoverleving en trekwegverbindingen te bepalen, is een grote uitdaging. Samenwerking tussen professionele onderzoekers en burgerwetenschappers bij kleurringprojecten maakt het vastleggen van deze jaarlijkse trekbewegingen mogelijk. Dankzij deze samenwerking konden we seizoensoverleving en trekwegen bepalen op basis van gegevens over meer dan 4600 individuen en 51000 aflezingen, vooral door burgerwetenschappers.
Figuur 2 – Kaart van de 5 geografische deelgebieden waarin Nederland werd opgedeeld voor dit onderzoek. De zwarte punten gevan de locaties weer waar de Scholeksters (n = 3030 geringde exemplaren vanaf 2008) werden gekleurringd. Op de foto een gekleurringde Scholekster.
De Scholekster vertoont al enkele decennia een sterke en aanhoudende afname. De verschillende bedreigingen variëren in ruimte en tijd, waardoor het noodzakelijk is om demografische parameters op de juiste tijd- en ruimte schaal te beschrijven. Vanwege de complexiteit van de data en de onderliggende biologie hebben we op verschillende manieren een model met meervoudige toestanden, zoals vijf geografische regio’s, gemaakt om de overleving te analyseren.
Kustpopulaties bleken grotendeels sedentair, terwijl de in het binnenland broedende populaties altijd migreerden. Voor de binnenlandvogels hing de richting van de trek af van de geografische locatie van het broedgebied en dit is nog niet eerder beschreven. De overleving was lager in de winter dan in de zomer en kustvogels overleefden beter dan binnenlandbroeders. Een verontrustende bevinding is dat de seizoensoverleving van de in de Waddenzee overwinterende Scholeksters lijkt af te nemen. De Waddenzee is internationaal van groot belang voor overwinterende wadvogels.
Figuur 3 – Overlevingsschattingen voor (A) de zomer (berekend van het midden van de zomer tot het midden van de winter) en (B) de winter (berekend van het midden van de winter tot het midden van de zomer). Er konden geen schattingen gemaakt worden voor de zomeroverleving van buitenlandse scholeksters en de winteroverleving van binnenlandse scholekster.
Deze studie zou niet mogelijk zijn geweest zonder de grote inzet van vele burgerwetenschappers, die Scholeksters vingen en van kleurringen voorzagen, maar ook massaal aflazen in zomer winter. We weten nu hoe demografische parameters variëren en samenhangen in ruimte en tijd. Deze kennis is nodig om hypothesen te genereren over de oorzaken van de achteruitgang en om toekomstig vervolgonderzoek aan de oorzaken van de achteruitgang te prioriteren.
De volgende stap in ons onderzoek is het achterhalen van de oorzaken van de lagere overleving in het binnenland en de afnemende overleving in het oosten van de Waddenzee. Daarnaast willen we ook de overlevingskansen van jonge en onvolwassen scholeksters geen berekenen. In eerder onderzoek is gevonden dat jonge scholeksters meestal een lagere overleving hebben en veel minder plaatstrouw zijn dan de adulte dieren. Het doel is een populatie model te bouwen dat overleving, reproductie en migratie koppelt. Het model zal ook omgevingsfactoren en informatie over het individu (bijvoorbeeld lichaamsconditie, legdatum en voedingsspecialisatie) bevatten.
We bedanken alle ringers en alle waarnemers voor het mogelijk maken van dit onderzoek. Alle vrijwilligers worden genoemd in het supplement bij het artikel.